
Livyatan melvillei is een uitgestorven soort physeteroid walvis, die leefde tijdens het Mioceen tijdperk, ongeveer 12-13 miljoen jaar geleden.
Ontdekking
In november 2008 werden fossiele resten van Livyatan melvillei ontdekt in de sedimenten van de Pisco formatie bij Cerro Colorado, 35 kilometer ten zuid-zuidwesten van Ica, Peru. De resten omvatten een gedeeltelijk bewaard gebleven schedel met tanden en onderkaak. Onderzoeker Klaas Post van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam stuitte op de resten op de laatste dag van een excursie in november 2008. Post maakte deel uit van een internationaal team paleontologen.
De fossielen zijn gedateerd op 12-13 miljoen jaar oud en zijn geprepareerd in Lima, Peru, en maken nu deel uit van de collectie van het Natuurhistorisch Museum aldaar.
Etymologie en nomenclatuur
Onderzoekers gaven deze prehistorische walvis oorspronkelijk de Engelse naam van het bijbelse monster, Leviathan, als Leviathan melvillei, waarmee ze de ontdekking opdroegen aan Herman Melville, schrijver van Moby-Dick – de onderzoekers achter de opgraving van L. melvillei waren allen fans van deze roman. De wetenschappelijke naam Leviathan was echter een junior homoniem van Leviathan Koch, 1841 voor een geslacht van mastodonten (zie Leviathan in Wikispecies). Junior homoniemen moeten worden vervangen door nieuwe namen, behalve onder bepaalde bijzondere omstandigheden (ICZN 1999 artikel 60). In augustus 2010 hebben de auteurs deze situatie rechtgezet door een nieuwe geslachtsnaam voor de walvis te bedenken, Livyatan, naar de oorspronkelijke Hebreeuwse spelling.
Beschrijving
Livyatan melvillei was 13,5 tot 17,5 meter (44-57 ft) lang, ongeveer even lang als een moderne volwassen mannelijke potvis. De schedel van Livyatan melvillei is 3 meter lang. In tegenstelling tot de moderne potvis, Physeter macrocephalus, had L. melvillei functionele tanden in beide kaken. De kaken van L. melvillei waren robuust en de temporale fossa was ook aanzienlijk groter dan bij de potvis van de moderne tijd. L. melvillei is een van de grootste roofdieren die tot nu toe bekend zijn, en walvisexperts gebruikten de uitdrukking “de grootste beet van een Tetrapode die ooit is gevonden” om hun vondst te verklaren. De tanden van L. melvillei zijn tot 36 centimeter lang en worden beschouwd als de grootste van alle tot nu toe bekende dieren. Er zijn grotere ’tanden’ (slagtanden) bekend, zoals walrus- en olifantenslagtanden, maar deze worden niet direct bij het eten gebruikt.
Grootte
Twee physeteriden zijn door walvisexperts uitgekozen ter vergelijking om de grootte van L. melvillei te schatten. De anatomie van Physeter macrocephalus leverde een totale lengte (TL) van 13,5 m (= 44,3 voet) op voor L. melvillei, en die van Zygophyseter varolai leverde een TL van 17,5 m (= 57,5 voet) op voor L. melvillei.
Schedelstructuur
De fossiele schedel van L. melvillei heeft een gebogen bekken, hetgeen suggereert dat hij een groot spermaceti-orgaan zou kunnen hebben gehad, een reeks olie- en wasreservoirs gescheiden door bindweefsel. Dit orgaan wordt verondersteld moderne potvissen te helpen diep te duiken om zich te voeden. Het is echter waarschijnlijk dat L. melvillei op grote prooien aan de oppervlakte heeft gejaagd, zodat het erop lijkt dat dit orgaan andere functies zou hebben gehad. Mogelijke suggesties zijn echolocatie, akoestische vertoningen (waarbij het spermaceti-orgaan als resonantiekamer fungeert) of agressieve kopstoten, mogelijk gebruikt tegen rivaliserende mannetjes in paringswedstrijden of om een prooi te slaan.