Hoewel u traditioneel geen flitser kunt gebruiken met sluitertijden die korter zijn dan de synchronisatietijd van uw camera, kunt u met de FP-flitserstand deze regel overtreden.
De synchronisatietijd van uw camera is de snelste sluitertijd waarbij deze kan synchroniseren met de flitser om een goed belichte foto te produceren. Ga je sneller, dan loop je het risico zwarte balken over de foto te zien waar de zeer korte uitbarsting van flitslicht de sensor niet goed heeft belicht.
-
Foto © Michael Bulbenko | High speed sync flash -
Foto © Michael Bulbenko | Out of flash sync
Dit kan een probleem zijn als u buiten flitst: als u de scherptediepte wilt beperken door een groot diafragma te gebruiken, kan dit de sluitertijd gemakkelijk boven de 1/180 sec of 1/250 sec synchronisatielimiet van uw X-serie camera duwen. Maar er zijn manieren om deze drempel te omzeilen, zodat uw creativiteit niet wordt beperkt door technologische beperkingen.
Voordat we echter bekijken hoe we dit kunnen doen, laten we onszelf eraan herinneren hoe de limiet voor de synchronisatiesnelheid in de eerste plaats tot stand is gekomen.
Synchronisatiesnelheid uitgelegd
De oorsprong van de synchronisatiesnelheid komt van de manier waarop de spleetsluiter van uw camera werkt. Deze bestaat uit twee metalen gordijnen, waarvan het eerste uit de weg gaat om de sensor aan licht bloot te stellen. Het tweede gordijn bedekt vervolgens de sensor weer om de belichting te beëindigen. De tijd tussen deze twee gebeurtenissen is de sluitertijd. Alle camera’s in de X-serie hebben een spleetsluiter, behalve de X100-modellen, die een bladsluiter gebruiken.
Naarmate we kortere sluitertijden kiezen, wordt de tijd tussen het openen van het eerste gordijn en het sluiten van het tweede steeds korter, tot we een punt bereiken waarop het tweede gordijn moet beginnen te sluiten voordat het eerste volledig is geopend. Op deze manier kan men denken dat de gordijnen een spleet vormen die over de sensor beweegt en deze beetje bij beetje belicht. De snelste sluitertijd waarbij de gordijnen volledig opengaan en geen bewegende spleet vormen, is de synchronisatiesnelheid van de camera.
Als we een flitser activeren tijdens een belichting waarbij de sluiter volledig open is, verlicht het licht van de flitser de hele sensor en krijgen we een volledig beeld – geen problemen dus. Maar als we een korte flitsstoot activeren wanneer slechts een deel van de sluiter is geopend, dan wordt alleen dit deel van de sensor verlicht – de rest zal donker zijn en aanleiding geven tot de onheilspellende zwarte band die we zien bij gebruik van flitsers met sluitertijden die korter zijn dan de synchronisatietijd.
The Cure for the Sync Speed Blues
Flitsopnamen maken met sluitertijden die hoger zijn dan de synchronisatietijd is met gewone flitsapparatuur niet mogelijk, maar wel met geavanceerde externe flitsers, die beschikken over de FP-stand, ook wel bekend als high speed sync (HSS). Dit werkt door de flitser zeer snel te laten flitsen om continu licht te geven gedurende de tijd die beide gordijnen nodig hebben om over de sensor te gaan.
De FP-functie werkt zeer goed en maakt het mogelijk sluitertijden tot 1/8000 sec (afhankelijk van het cameramodel) te gebruiken met flitser. Dit opent veel creatieve deuren voor fotografen – niet alleen het gebruik van grote diafragma’s om de scherptediepte te beperken, maar ook het onderbelichten van de omgevingsverlichte achtergrond in een foto terwijl objecten op de voorgrond correct worden verlicht met flitslicht. Het is een zeer krachtig effect dat felle levendige kleuren laat spreken.
Maar als u automatische of halfautomatische belichtingsprogramma’s wilt gebruiken, is het echt belangrijk om ervoor te zorgen dat de FP-functie is ingeschakeld op zowel de flitser als uw camera. Raadpleeg de handleiding van uw flitser om na te gaan hoe u de modus inschakelt. Om het op uw camera te activeren:
- Breng een externe flitser aan en schakel deze in.
- Navig naar het menu FLITS INSTELLING en selecteer FLITS FUNCTIE INSTELLING.
- In het venster dat opent, zorg ervoor dat FP is gekozen naast SYNC.
-
Photo © Michael Bulbenko -
Photo © Michael Bulbenko
Kies nu een automatische (P) of halfautomatische modus (A of S) en stel de belichtingscompensatie op uw camera in op een negatieve waarde, zoals -1 of -1,5. Dit heeft invloed op de belichting van het omgevingslicht (d.w.z. de achtergrond), maar niet op de flitsbelichting (d.w.z. de voorgrond), maar werkt alleen bij onderwerpen die zich binnen een afstand van één tot twee meter van de camera en de flitser bevinden.
Je volgende stappen
- UITDAGING Koop een flitser die in de FP-stand kan werken en maak een aantal foto’s waarbij de achtergrond onderbelicht is, maar de voorgrond correct belicht is, zoals hierboven beschreven. Post je favoriete foto’s op sociale media met de hashtag #MyFujifilmLegacy en #flash. Je kunt je werk ook hier insturen om kans te maken op een plaats op onze socialemediakanalen